Image by Jan Vašek from Pixabay
Dit verhaal werd geschreven voor de wedstrijd "Weg" van schrijvenonline.org. Het kwam als winnaar uit de bus.
Haar flat is leeg. Lang kan ze nog niet vertrokken zijn. De tafel is niet afgeruimd. De koffie is nog warm. Er staat nog afwas van de vorige dag op het aanrecht. Toch weet ik dat ze weg is. Voorgoed. Ik ken haar beter dan ze zichzelf kent. Ze komt niet meer terug.
Ik stap de kamer binnen die ze als bureau gebruikt. Haar computer staat er nog. Ik voer het wachtwoord in dat ik haar ooit gaf. Ik open haar inbox en vind de mail die ik zoek: ze heeft een enkele reis naar Barcelona geboekt.
‘Wat doe je hier?’ vraagt ze wanneer ik haar op de luchthaven aanklamp. ‘Hoe wist je…’
Ze maakt haar zin niet af. Ze weet hoe ik het weet.
‘Laat maar,’ zegt ze nog voor ik kan antwoorden. ‘Het is over. Ik wil je niet meer zien of horen.’
Ze legt haar instapkaart op de scanner en verdwijnt door het toegangspoortje richting bagagecontrole. Ik kan niet geloven dat mijn heldin me zo in de steek laat. We hebben samen zoveel avonturen beleefd. Ik moet even bekomen van de shock, maar ik herpak me. Ik ben een schrijver. Het grootste genot dat ik beleef aan het schrijven van fictie, is te ontdekken hoe mijn personages een probleem oplossen zonder dat het verhaal ongeloofwaardig wordt. Mijn heldin moet het vliegtuig nemen als ze naar Spanje wil; ik niet. Ik kan een beroep doen op de wegen van de geest. Dat gaat sneller. Ik heb nog een kans.
Wanneer haar vliegtuig landt, sta ik haar op te wachten in de aankomsthal van El Prat. Ze is niet verrast.
‘Ik dacht al dat ik je hier zou zien,’ zegt ze.
‘Waarom wil je niets meer met mij te maken hebben?’ vraag ik smekend. ‘Ik weet zeker dat er nog heel wat verhalen in ons zitten.’
‘Mijn Nemesis is dood,’ zegt ze. ‘We hebben hem samen verslagen na twaalf bloedstollende confrontaties. Het is voorbij.’
‘Weet je dat zeker?’ zeg ik. ‘Ik kan hem weer tot leven wekken voor een dertiende aflevering. Of ik kan een nieuwe superschurk voor je verzinnen. Er is kwaad genoeg in de wereld.’
‘Dat kan wel zijn, maar ik heb er geen zin meer in. Het spijt me. We dreigen in herhaling te vallen als we er nog langer mee doorgaan,’ zegt ze. ‘Het wordt tijd dat je een ander hoofdpersonage zoekt.’
‘Kan ik je echt niet vermurwen?’ probeer ik nog.
‘Je weet dat dit niet kan,’ antwoordt ze. ‘Je bent een alwetende verteller; je hoort helemaal niet mee te spelen in dit verhaal.’
Ze heeft gelijk. Ik hoor niet thuis in een auctoriale vertelling. Ik weet dat mijn hoofdrolspeelster moe is. Dat hebben we in haar laatste avontuur meermaals aan de andere personages duidelijk gemaakt. Hoe jammer ik het ook vind, het is tijd om haar los te laten.
‘Ik begrijp het,’ zeg ik. ‘Ik vrees dat ik er gewoon nog niet klaar voor was het aan mezelf toe te geven.’
‘We hebben samen veel meegemaakt, jij en ik,’ zegt ze. ‘Ik ben je dankbaar voor het succes dat je me bracht, maar het is genoeg geweest. Ik wil dat het hier stopt.’
‘Ik wil jou bedanken voor het succes dat jij mij bracht als schrijver,’ zeg ik. ‘Het is mooi geweest.’
‘Het is inderdaad mooi geweest,’ beaamt ze. ‘Vaarwel, schrijver van me.’
‘Vaarwel, lieve heldin,’ zeg ik. ‘Ik ben blij dat we op deze manier afscheid hebben kunnen nemen.’